Aanslagen: de Civiele Bescherming zoekt en evacueert de slachtoffers

Civiele Bescherming
Interventie
Meer dan 100 agenten van de Civiele Bescherming hebben sinds dinsdag 22 maart de moeilijke opdracht verzekerd van het opsporen en evacueren van overleden personen na de aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Na in totaal 810 werkuren heeft de Civiele Bescherming deze interventie afgerond.

Op vraag van de in het Crisiscentrum bijeengekomen autoriteiten hebben ze gespecialiseerde hulp geboden om het DVI team (Disaster Victim Identification) van de Federale Politie te ondersteunen bij zijn delicate opdracht.

Eens de interventieplaats beveiligd was, hadden ze de zware taak om de overleden personen te evacueren die vervolgens naar militaire ziekenhuizen gebracht werden. Rik Telamon, officier bij de Civiele Bescherming van Liedekerke, coördineerde het team dinsdag in Zaventem: « Ik heb ervaring met deze opdrachten op internationaal niveau, namelijk na de aardbeving in Haïti, maar wat ons werk hier nog intenser maakt, is dat dit dicht bij ons gebeurt. We komen direct ter plaatse, zonder ons te kunnen voorstellen wat ons wacht, om, eens we ter plaatse zijn, een ongekende concentratie aan slachtoffers te ontdekken ». Patrick Broeckx, verantwoordelijke van de eenheid van Ghlin, intervenieerde in Maalbeek: « In veertig jaar loopbaan heb ik nooit eerder zoveel horror gezien. Dit was de zwaarste interventie die we al in België moesten doen ». Beiden willen de agenten eren omwille van hun moed en hun professionalisme. Elke verantwoordelijke van een eenheid van de Civiele Bescherming neemt persoonlijk contact op met de aanwezige agenten om hen psychologische ondersteuning voor te stellen. Ze letten ook op het optreden van tekenen van een posttraumatische shock. Kunnen praten over wat ze meegemaakt hebben en over het werk dat ze vervullen in omstandigheden die ware nachtmerries lijken, helpt hen om de gebeurtenissen een plaats te geven en het werk te hervatten.

De aard van de opsporingen is niet alleen psychologisch zeer moeilijk, maar ze vereist ook bijzondere voorzorgsmaatregelen op medisch en hygiënisch vlak. De intervenanten dragen wegwerpkledij, maskers en handschoenen die regelmatig vervangen worden om hen te beschermen en om niet het risico te lopen om storende sporen toe te voegen. Er wordt gespecialiseerd materieel gebruikt: materieel dat nodig is om de opdracht uit te voeren (bergingscontainer, elektriciteit, tenten), voor de beveiliging (stabilisatie en stutting), voor de opsporing van lichamen (warmtecamera’s, graafmachines), voor de voorafgaande berging van de plaats (hydraulische klemmen), voor de bescherming van sporen, …

Geconfronteerd worden met een verdwijning is een van de ergste dingen die een familie kan meemaken. De Civiele Bescherming was snel beschikbaar om dit bijzonder moeilijk, maar essentieel werk uit te voeren. Het is immers uiterst belangrijk voor de families en voor het onderzoek om het lichaam van een slachtoffer te vinden en te identificeren. Om deze interventies uit te voeren, zijn de agenten speciaal opgeleid door DVI om geen fouten te maken die leiden tot het verdwijnen van bewijselementen, wat schadelijk zou zijn voor het gerechtelijk onderzoek.